Borsch

Duits (de)

Naamval	Enkelvoud	Meervoud
Nominatief	Borsch	Börsche
Genitief	Borsches	Börsche
Datief	Borsch(e)	Börschen
Akkusatief	Borsch	Börsche

Wisselspelling

Borſch, meervoud: Börſche

Met fraktuurletters

, meervoud:

Uitspraak

IPA:

Standaardtaal tot 1957: [bɔrʃ], meervoud: [ˈbœrʃə]

Noord-Duitse en Middelduitse standaardtaal sedert 1957: [bɔɐ̯ʃ], meervoud: [ˈbœɐ̯ʃə]

Suid-Duitse en Oostenrykse standaardtaal sedert 1957: [b̥oɐ̯ʃ], meervoud: [ˈb̥øɐ̯ʃe]

Switserduitse standaardtaal: [b̥ɔrʃ], meervoud: [ˈb̥œrʃe]

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

Burg, 'n gesnyde vark.

    Wisselvorme

Borg, Bork, Pölk

    Sinonieme

Barch, Bark, Barg