bewegen (vervoeging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)

Vervoeging van die bedrywende vorm van bewegen
Onbepaalde wys Kort Lank
Onvoltooid Teenwoordig bewegen te bewegen
Toekomend zullen bewegen te zullen bewegen
Voltooid Teenwoordig hebben bewogen te hebben bewogen
Toekomend bewogen zullen hebben bewogen te zullen hebben
Gebiedende wys Aanvoegende wys Onvoltooide deelwoord Voltooide deelwoord
ev.
beweeg
mv. verouderd
beweegt
bewege bewegend bewogen
Aantonende wys enkelvoud meervoud
Onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
Teenwoordige tyd (o.t.t.) beweeg beweegt beweegt beweegt beweegt bewegen bewegen bewegen
Verlede tyd (o.v.t.) bewoog bewoog bewoog bewoogt bewoog bewogen bewogen bewogen
Toekomende tyd (o.t.t.t.) zal bewegen zult/zal bewegen zult/zal bewegen zult bewegen zal bewegen zullen bewegen zullen bewegen zullen bewegen
Voorwaardelik (o.v.t.t.) zou bewegen zou bewegen zou(dt) bewegen zoudt bewegen zou bewegen zouden bewegen zouden bewegen zouden bewegen
Voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
teenwoordig (v.t.t.) heb bewogen hebt bewogen hebt/heeft bewogen hebt bewogen heeft bewogen hebben bewogen hebben bewogen hebben bewogen
verlede (v.v.t.) had bewogen had bewogen had bewogen hadt bewogen had bewogen hadden bewogen hadden bewogen hadden bewogen
toekomend (v.t.t.t.) zal bewogen hebben zal/zult bewogen hebben zult/zal bewogen hebben zult bewogen hebben zal bewogen hebben zullen bewogen hebben zullen bewogen hebben zullen bewogen hebben
voorwaardelik (v.v.t.t.) zou bewogen hebben zou bewogen hebben zou/zoudt bewogen hebben zoudt bewogen hebben zou bewogen hebben zouden bewogen hebben zouden bewogen hebben zouden bewogen hebben
Onpersoonlijke lydende vorm bewogen worden
Onvoltooid Voltooid
Teenwoordige tyd er wordt bewogen er is bewogen
Verlede tyd er werd bewogen er was bewogen
Toekomende tyd er zal bewogen worden er zal bewogen zijn
Voorwaardelik er zou bewogen worden er zou bewogen zijn
Lydende vorm bewogen worden
Onbepaalde wys kort lank
Onvoltooid Teenwoordig bewogen worden bewogen te worden
Toekomend bewogen zullen worden bewogen te zullen worden
Voltooid Teenwoordig bewogen zijn bewogen te zijn
Toekomend bewogen zullen zijn bewogen te zullen zijn
Enkelvoud Meervoud
Onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
Teenwoordig (o.t.t.) word bewogen wordt bewogen wordt bewogen wordt bewogen wordt bewogen worden bewogen worden bewogen worden bewogen
Verlede (o.v.t.) werd bewogen werd bewogen werd bewogen werdt bewogen werd bewogen werden bewogen werden bewogen werden bewogen
Toekomend (o.t.t.t.) zal bewogen worden zult bewogen worden zult bewogen worden zult bewogen worden zal bewogen worden zullen bewogen worden zullen bewogen worden zullen bewogen worden
Voorwaardelik (o.v.t.t.) zou bewogen worden zou bewogen worden zou/zoudt bewogen worden zoudt bewogen worden zou bewogen worden zouden bewogen worden zouden bewogen worden zouden bewogen worden
Voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
Teenwoordig (v.t.t.) ben bewogen bent bewogen bent/is bewogen zijt bewogen is bewogen zijn bewogen zijn bewogen zijn bewogen
Verlede (v.v.t.) was bewogen was bewogen was bewogen waart bewogen was bewogen waren bewogen waren bewogen waren bewogen
Toekomend (v.t.t.t.) zal bewogen zijn zult bewogen zijn zult bewogen zijn zult bewogen zijn zal bewogen zijn zullen bewogen zijn zullen bewogen zijn zullen bewogen zijn
Voorwaardelik (v.v.t.t.) zou bewogen zijn zou bewogen zijn zou/zoudt bewogen zijn zoudt bewogen zijn zou bewogen zijn zouden bewogen zijn zouden bewogen zijn zouden bewogen zijn