IJslands (verbuiging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)[wysig]

Byvoeglike naamwoord[wysig]

Hierdie tabelle verteenwoordig die grammatika wat voor 1947 amptelik in die Nederlandse skryftaal verplig was, hoewel dit in die spreektaal reeds lank nie meer gebruiklik was nie. Die meeste verboë vorme word vandag net nog in sommige idiome aangetref, maar in boeke van voor 1947 was dit gebruiklik.

Stellende trap[wysig]

Sterk verbuiging (sonder lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
IJslands IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
Genitief
(verouder)
IJslandsen IJslandse IJslandsen IJslandser IJslandser IJslandser
Datief
(verouder)
IJslandsen IJslandse IJslands IJslandsen IJslandsen IJslandsen
Akkusatief
(verouder)
IJslandsen IJslandse IJslands IJslandse IJslandse IJslandse



Swak verbuiging (met bepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de

(Vlaams:)
den
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
de

(Vlaams:)
den
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
het, 't IJslandse,
IJslands

(Vlaams:)
IJslands
de

(Vlaams:)
den
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
de

(Vlaams:)
den
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
de

(Vlaams:)
den
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
Genitief
(verouder)
des, 's IJslandsen der IJslandse des, 's IJslandsen der IJslandse der IJslandse der IJslandse
Datief
(verouder)
den IJslandsen der IJslandse den,
het, 't
IJslandse den IJslandsen den IJslandsen den IJslandsen
Akkusatief
(verouder)
den IJslandsen de IJslandse het, 't IJslandse de IJslandse de IJslandse de IJslandse



Gemengde verbuiging (met onbepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief een, 'n IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
een, 'n
(verouder:) ene, 'ne
IJslandse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
IJslandsen
een, 'n IJslands
Genitief
(verouder)
eens, 'ns IJslandsen ener IJslandse eens, 'ns IJslandsen
Datief
(verouder)
enen, 'nen IJslandsen ener IJslandse enen, 'nen
een, 'n
IJslands
Akkusatief
(verouder)
enen, 'nen IJslandsen ene, 'ne IJslandse een, 'n IJslands



Gesubstantiveerde verbuiging[wysig]

Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de

(Vlaams:)
den
IJslandse de

(Vlaams:)
den
IJslandse het, 't IJslandse de

(Vlaams:)
den
IJslandsen de

(Vlaams:)
den
IJslandsen de

(Vlaams:)
den
IJslandsen
Genitief
(verouder)
des, 's IJslandsen der IJslandse des, 's IJslandsen der IJslandsen der IJslandsen der IJslandsen
Datief
(verouder)
den IJslandse der IJslandse den,
het, 't
IJslandse den IJslandsen den IJslandsen den IJslandsen
Akkusatief
(verouder)
den IJslandse de IJslandse het, 't IJslandse de IJslandsen de IJslandsen de IJslandsen