Spaans (verbuiging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)[wysig]

Byvoeglike naamwoord[wysig]

Hierdie tabelle verteenwoordig die grammatika wat voor 1947 amptelik in die Nederlandse skryftaal verplig was, hoewel dit in die spreektaal reeds lank nie meer gebruiklik was nie. Die meeste verboë vorme word vandag net nog in sommige idiome aangetref, maar in boeke van voor 1947 was dit gebruiklik.

Stellende trap[wysig]

Sterk verbuiging (sonder lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
Spaans Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
Genitief
(verouder)
Spaansen Spaanse Spaansen Spaanser Spaanser Spaanser
Datief
(verouder)
Spaansen Spaanse Spaans Spaansen Spaansen Spaansen
Akkusatief
(verouder)
Spaansen Spaanse Spaans Spaanse Spaanse Spaanse



Swak verbuiging (met bepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
de Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
het, 't Spaanse

(Vlaams:)
Spaans
de Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
de Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
de Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
Genitief
(verouder)
des, 's Spaansen der Spaanse des, 's Spaansen der Spaanse der Spaanse der Spaanse
Datief
(verouder)
den Spaansen der Spaanse den,
het, 't
Spaanse den Spaansen den Spaansen den Spaansen
Akkusatief
(verouder)
den Spaansen de Spaanse het, 't Spaanse de Spaanse de Spaanse de Spaanse



Gemengde verbuiging (met onbepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief een, 'n Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
een, 'n
(verouder:) ene, 'ne
Spaanse

(Vlaams voor klinkers en "h":)
Spaansen
een, 'n Spaans
Genitief
(verouder)
eens, 'ns Spaansen ener Spaanse eens, 'ns Spaansen
Datief
(verouder)
enen, 'nen Spaansen ener Spaanse enen, 'nen
een, 'n
Spaans
Akkusatief
(verouder)
enen, 'nen Spaansen ene, 'ne Spaanse een, 'n Spaans



Gesubstantiveerde verbuiging[wysig]

Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de Spaanse de Spaanse het, 't Spaanse de Spaansen de Spaansen de Spaansen
Genitief
(verouder)
des, 's Spaansen der Spaanse des, 's Spaansen der Spaansen der Spaansen der Spaansen
Datief
(verouder)
den Spaanse der Spaanse den,
het, 't
Spaanse den Spaansen den Spaansen den Spaansen
Akkusatief
(verouder)
den Spaanse de Spaanse het, 't Spaanse de Spaansen de Spaansen de Spaansen