vrij (verbuiging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)[wysig]

Byvoeglike naamwoord[wysig]

Hierdie tabelle verteenwoordig die grammatika wat voor 1947 amptelik in die Nederlandse skryftaal verplig was, hoewel dit in die spreektaal reeds lank nie meer gebruiklik was nie. Die meeste verboë vorme word vandag net nog in sommige idiome aangetref, maar in boeke van voor 1947 was dit gebruiklik.

Stellende trap[wysig]

Sterk verbuiging (sonder lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrij vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
Genitief vrijen vrije vrijen vrijer vrijer vrijer
Datief vrijen vrije vrij vrijen vrijen vrijen
Akkusatief vrijen vrije vrij vrije vrije vrije



Swak verbuiging (met bepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
de vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
het, 't vrije

(Vlaams:)
vrij
de vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
de vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
de vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
Genitief
(verouder)
des, 's vrijen der vrije des, 's vrijen der vrije der vrije der vrije
Datief
(verouder)
den vrijen der vrije den,
het, 't
vrije den vrijen den vrijen den vrijen
Akkusatief
(verouder)
den vrijen de vrije het, 't vrije de vrije de vrije de vrije



Gemengde verbuiging (met onbepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief een, 'n vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
een, 'n
(verouder:) ene, 'ne
vrije

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
een, 'n vrij
Genitief
(verouder)
eens, 'ns vrijen ener vrije eens, 'ns vrijen
Datief
(verouder)
enen, 'nen vrijen ener vrije enen, 'nen
een, 'n
vrij
Akkusatief
(verouder)
enen, 'nen vrijen ene, 'ne vrije een, 'n vrij




Vergrotende trap[wysig]

Sterk verbuiging (sonder lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijer vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
Genitief vrijeren vrijere vrijeren vrijerer vrijerer vrijerer
Datief vrijeren vrijere vrijer vrijeren vrijeren vrijeren
Akkusatief vrijeren vrijere vrijer vrijere vrijere vrijere



Swak verbuiging (met bepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
de vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
het, 't vrijere

(Vlaams:)
vrijer
de vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
de vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
de vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
Genitief
(verouder)
des, 's vrijeren der vrijere des, 's vrijeren der vrijere der vrijere der vrijere
Datief
(verouder)
den vrijeren der vrijere den,
het, 't
vrijere den vrijeren den vrijeren den vrijeren
Akkusatief
(verouder)
den vrijeren de vrijere het, 't vrijere de vrijere de vrijere de vrijere



Gemengde verbuiging (met onbepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief een, 'n vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
een, 'n
(verouder:) ene, 'ne
vrijere

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijeren
een, 'n vrijer
Genitief
(verouder)
eens, 'ns vrijeren ener vrijere eens, 'ns vrijeren
Datief
(verouder)
enen, 'nen vrijeren ener vrijere enen, 'nen
een, 'n
vrijer
Akkusatief
(verouder)
enen, 'nen vrijeren ene, 'ne vrijere een, 'n vrijer




Oortreffende trap[wysig]

Sterk verbuiging (sonder lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijst vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijen
Genitief vrijsten vrijste vrijsten vrijster vrijster vrijster
Datief vrijsten vrijste vrijst vrijsten vrijsten vrijsten
Akkusatief vrijsten vrijste vrijst vrijste vrijste vrijste



Swak verbuiging (met bepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
de vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
het, 't vrijste

(Vlaams:)
vrijst
de vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
de vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
de vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
Genitief
(verouder)
des, 's vrijsten der vrijste des, 's vrijsten der vrijste der vrijste der vrijste
Datief
(verouder)
den vrijsten der vrijste den,
het, 't
vrijste den vrijsten den vrijsten den vrijsten
Akkusatief
(verouder)
den vrijsten de vrijste het, 't vrijste de vrijste de vrijste de vrijste



Gemengde verbuiging (met onbepaalde lidwoord)[wysig]
Enkelvoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief een, 'n vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
een, 'n
(verouder:) ene, 'ne
vrijste

(Vlaams voor klinkers en "h":)
vrijsten
een, 'n vrijst
Genitief
(verouder)
eens, 'ns vrijsten ener vrijste eens, 'ns vrijsten
Datief
(verouder)
enen, 'nen vrijsten ener vrijste enen, 'nen
een, 'n
vrijst
Akkusatief
(verouder)
enen, 'nen vrijsten ene, 'ne vrijste een, 'n vrijst




Gesubstantiveerde verbuiging[wysig]

Enkelvoud Meervoud
Naamval Manlik Vroulik Onsydig Manlik Vroulik Onsydig
Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm Lidwoord Vorm
Nominatief de vrije de vrije het, 't vrije de vrijen de vrijen de vrijen
Genitief
(verouder)
des, 's vrijen der vrije des, 's vrijen der vrijen der vrijen der vrijen
Datief
(verouder)
den vrije der vrije den,
het, 't
vrije den vrijen den vrijen den vrijen
Akkusatief
(verouder)
den vrije de vrije het, 't vrije de vrijen de vrijen de vrijen