schop
Nederlands (nl)
Werkwoord
Betekenisse
- eerste persoon enkelvoud teenwoordige tyd van schoppen
- (by inversie) tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van schoppen
- gebiedende wys van schoppen
Voorbeeldsinne
- 1.: Ik schop.
- 2.: Schop je?
- 3.: Schop!