spelen

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)

Stamtye
spelen speelde gespeeld  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik speel speelde
jij, u speelt
hij, zij, het speelt
wij, jullie, zij spelen speelden
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
speel gespeeld spelend
 

Uitspraak

Hulp:IPA: [spe.lə(n)]
   
(lêer)

Woordafbreking

spe•len

Werkwoord

    Betekenisse

Speel

    Eienskappe

Oorganklike werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -de.


Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

Meervoud van ☞ spel.