Gaan na inhoud

zuip

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
  1. eerste persoon enkelvoud teenwoordige tyd van zuipen
  2. (by inversie) tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van zuipen
  3. gebiedende wys van zuipen
1.: Ik zuip.
2.: Zuip je?
3.: Zuip!