Französin

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Duits (de)

Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief Französin Französinnen
Genitief Französin Französinnen
Datief Französin Französinnen
Akkusatief Französin Französinnen

Vroulik

Wisselspelling

Franzöſin, meervoud: Franzöſinnen

Met fraktuurletters

, meervoud:

Uitspraak

IPA:
Standaardtaal tot 1957: [franˈʦøːzɪn], meervoud: [franˈʦøːzɪnən]
Noord-Duitse en Middelduitse standaardtaal sedert 1957: [fʀanˈʦøːzɪn], meervoud: [fʀanˈʦøːzɪnən]
Suid-Duitse en Oostenrykse standaardtaal sedert 1957: [franˈʦøːz̥in], meervoud: [franˈʦøːz̥inen]
Switserduitse standaardtaal: [franˈʦøːzɪn], meervoud: [franˈʦøːzɪnən]

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

Franse