Ribisel

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Duits (de)

Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief Ribisel Ribiseln
Genitief Ribisel Ribiseln
Datief Ribisel Ribiseln
Akkusatief Ribisel Ribiseln

Vroulik

Wisselspelling

Ribiſel, meervoud: Ribiſeln

Met fraktuurletters

, meervoud:

Uitspraak

IPA: Standaardtaal tot 1957: [ˈriːbiːzəl], meervoud: [ˈriːbiːzəln]
Noord-Duitse en Middelduitse standaardtaal sedert 1957: [ˈʀiːbiːzl̩], meervoud: [ˈʀiːbiːzl̩n]
Suid-Duitse en Oostenrykse standaardtaal sedert 1957: [ˈriːb̥iːsl̩], meervoud: [ˈriːb̥iːsl̩n]
Switserduitse standaardtaal: [ˈriːb̥iːzəl], meervoud: [ˈriːb̥iːzəln]

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

(Oostenryks:) aalbessie

    Sinonieme

Johannisbeere