houwt
Nederlands (nl)
Uitspraak
- Hulp:IPA: [ɦɑʊ̯t]
-
(lêer)
Werkwoord
Betekenisse
- tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van houwen
- derde persoon enkelvoud teenwoordige tyd van houwen
- (verouderd) gebiedende wys meervoud van houwen
Voorbeeldsinne
- 1.: Jij houwt.
- 2.:Hij, zij, het houwt.
- 3.: Houwt!