breken (vervoeging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)

Vervoeging van die bedrywende vorm van breken
Onbepaalde wys Kort Lank
Onvoltooid Teenwoordig breken te breken
Toekomend zullen breken te zullen breken
Voltooid Teenwoordig hebben gebroken te hebben gebroken
Toekomend gebroken zullen hebben gebroken te zullen hebben
Gebiedende wys Aanvoegende wys Onvoltooide deelwoord Voltooide deelwoord
ev.
breek
mv. verouderd
breekt
breke brekend gebroken
Aantonende wys enkelvoud meervoud
Onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
Teenwoordige tyd (o.t.t.) breek breekt breekt breekt breekt breken breken breken
Verlede tyd (o.v.t.) brak brak brak braakt brak braken braken braken
Toekomende tyd (o.t.t.t.) zal breken zult/zal breken zult/zal breken zult breken zal breken zullen breken zullen breken zullen breken
Voorwaardelik (o.v.t.t.) zou breken zou breken zou(dt) breken zoudt breken zou breken zouden breken zouden breken zouden breken
Voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
teenwoordig (v.t.t.) heb gebroken hebt gebroken hebt/heeft gebroken hebt gebroken heeft gebroken hebben gebroken hebben gebroken hebben gebroken
verlede (v.v.t.) had gebroken had gebroken had gebroken hadt gebroken had gebroken hadden gebroken hadden gebroken hadden gebroken
toekomend (v.t.t.t.) zal gebroken hebben zal/zult gebroken hebben zult/zal gebroken hebben zult gebroken hebben zal gebroken hebben zullen gebroken hebben zullen gebroken hebben zullen gebroken hebben
voorwaardelik (v.v.t.t.) zou gebroken hebben zou gebroken hebben zou/zoudt gebroken hebben zoudt gebroken hebben zou gebroken hebben zouden gebroken hebben zouden gebroken hebben zouden gebroken hebben
Onpersoonlijke lydende vorm gebroken worden
Onvoltooid Voltooid
Teenwoordige tyd er wordt gebroken er is gebroken
Verlede tyd er werd gebroken er was gebroken
Toekomende tyd er zal gebroken worden er zal gebroken zijn
Voorwaardelik er zou gebroken worden er zou gebroken zijn
Lydende vorm gebroken worden
Onbepaalde wys kort lank
Onvoltooid Teenwoordig gebroken worden gebroken te worden
Toekomend gebroken zullen worden gebroken te zullen worden
Voltooid Teenwoordig gebroken zijn gebroken te zijn
Toekomend gebroken zullen zijn gebroken te zullen zijn
Enkelvoud Meervoud
Onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
Teenwoordig (o.t.t.) word gebroken wordt gebroken wordt gebroken wordt gebroken wordt gebroken worden gebroken worden gebroken worden gebroken
Verlede (o.v.t.) werd gebroken werd gebroken werd gebroken werdt gebroken werd gebroken werden gebroken werden gebroken werden gebroken
Toekomend (o.t.t.t.) zal gebroken worden zult gebroken worden zult gebroken worden zult gebroken worden zal gebroken worden zullen gebroken worden zullen gebroken worden zullen gebroken worden
Voorwaardelik (o.v.t.t.) zou gebroken worden zou gebroken worden zou/zoudt gebroken worden zoudt gebroken worden zou gebroken worden zouden gebroken worden zouden gebroken worden zouden gebroken worden
Voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
Teenwoordig (v.t.t.) ben gebroken bent gebroken bent/is gebroken zijt gebroken is gebroken zijn gebroken zijn gebroken zijn gebroken
Verlede (v.v.t.) was gebroken was gebroken was gebroken waart gebroken was gebroken waren gebroken waren gebroken waren gebroken
Toekomend (v.t.t.t.) zal gebroken zijn zult gebroken zijn zult gebroken zijn zult gebroken zijn zal gebroken zijn zullen gebroken zijn zullen gebroken zijn zullen gebroken zijn
Voorwaardelik (v.v.t.t.) zou gebroken zijn zou gebroken zijn zou/zoudt gebroken zijn zoudt gebroken zijn zou gebroken zijn zouden gebroken zijn zouden gebroken zijn zouden gebroken zijn