zij

Nederlands (nl)

Enkelvoud

1ste

2de vertroulik

2de beleef

2de Vlaams

3de m

3de v

3de o

Onderwerp

ik

'k

jij

je

u

gij

ge

hij

ie

zij

ze

het

't

Voorwerp

mij

me

jou

je

u

u

hem

'm

haar

ze, d'r, 'r

het

't

Meervoud

1ste

2de vertroulik

2de beleef

2de Vlaams

3. persoon

Onderwerp

wij

we

jullie

u

gij

ge

zij

ze

Voorwerp

ons

jullie

u

u

hun, hen

ze

Uitspraak

Hulp:IPA: [zɛɪ̯]

   

(lêer)

    Betekenisse

1. Sy, persoonlike voornaamwoord van die derde persoon enkelvoud vroulik in die onderwerpsvorm.
2. Hulle, persoonlike voornaamwoord van die derde persoon meervoud in die onderwerpsvorm.

    Voorbeeldsinne

1.: «Heeft zij dat gezegd?»

Het sy dit gesê?

2.: «Hebben zij dat gezegd?»

Het hulle dit gesê?

    Eienskappe

Die onbeklemtoonde vorm is ze.

	Enkelvoud	Meervoud
Naamwoord	zij v/m	zijden, zijdes
Verkleinwoord	zijtje	zijtjes

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

(anatomie) Sy; linker or regter

	Enkelvoud	Meervoud
Naamwoord	zij v/m	zijdes
Verkleinwoord	zijtje	zijtjes

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

Sjabloon:tekstiel sy; vesel van die sywurm

Werkwoord

    Betekenisse

Aanvoegende wys van die werkwoord zijn. (Mag dit wees)

    Homofone

zei