Gaan na inhoud

zijn (vervoeging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Vervoeging van die werkwoord zijn
Teenwoordige tyd Verlede tyd Toekomende tyd
Enkelvoud Meervoud Enkelvoud Meervoud Enkelvoud Meervoud
ik ben wij, we zijn ik was wij, we waren ik zal zijn, zal wezen wij, we zullen zijn, zullen wezen[1]
jij, je bent jullie zijn, bent[2] jij, je was jullie waren jij, je zal, zult zijn /wezen jullie zullen zijn / wezen
u bent
is[3]
u bent
is[4]
u was u was u zal, zult zijn /wezen u zal, zult zijn /wezen
gij, ge zijt gij, ge,
gijlieden
zijt gij, ge waart gij, ge,
gijlieden
waart gij, ge zult zijn gij, ge,
gijlieden
zult zijn
hij, zij, het is zij, ze zijn hij, zij, het was zij, ze waren hij, zij, het zal zijn / wezen zij, ze zullen zijn / wezen
Onvoltooide deelwoord Voltooide deelwoord Gebiedende wys Aanvoegende wys
zijnde, wezend zijn geweest
zijn wezen[5]
wees, weest zij / weze
ware[6]
  1. wezen is in bepaalde streke baie gebruikelik, maar dit wordt in ander gebiede as baie informeel beskou
  2. Die gebruik van "jullie bent" is sedert die middel van die 20ste eeuw verouderd.
  3. "u is" is sterk verouderd
  4. "u is" is sterk verouderd
  5. indien dit deur 'n infinitief gevolg word: byv. we zijn wezen stemmen (sien ook 1)
  6. zijn is een van die min Nederlandse werkwoorde wat 'n verlede tyd van die aanvoegende wys behou het, byv. in: Als het ware.