Pansen

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Duits (de)

Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief Pansen m Pansen
Genitief Pansens Pansen
Datief Pansen Pansen
Akkusatief Pansen Pansen

Uitspraak

Hulp:IPA: [ˈpanzn̩]

Selfstandige naamwoord

    Betekenisse

  1. (anatomie), (biologie) Pens; eerste maag van 'n herkouer
  2. spreektaal Maag

    Voorbeeldsinne

«Den Hunden gibt man den Pansen zu fressen. »
Mens gee die pens aan die honde om te vreet.