Gaan na inhoud

acker

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief acker mackere  
Genitief ackersackere
Datief ackereackeren
Akkusatief ackerackere
  1. Akker; [1] stuk grond wat vir akkerbou gebruik word
  2. naam van 'n grondmaat[1]

    Hiponieme

saetacker, pootacker, weidacker, boonacker, bloemenacker[1]
ackeren, ackerlant, ackerloon, ackerman, ackerneringe, ackerrecht, ackermente, ackerroof, ackerschade, ackersiec, ackervorsch, ackerwijf[1]