veroorzaken (vervoeging)

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)

Vervoeging van die bedrywende vorm van veroorzaken
Onbepaalde wys Kort Lank
Onvoltooid Teenwoordig veroorzaken te veroorzaken
Toekomend zullen veroorzaken te zullen veroorzaken
Voltooid Teenwoordig hebben veroorzaakt te hebben veroorzaakt
Toekomend veroorzaakt zullen hebben veroorzaakt te zullen hebben
Gebiedende wys Aanvoegende wys Onvoltooide deelwoord Voltooide deelwoord
ev.
veroorzaak
mv. verouderd
veroorzaakt
veroorzake veroorzakend veroorzaakt
Aantonende wys enkelvoud meervoud
Onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
Teenwoordige tyd (o.t.t.) veroorzaak veroorzaakt veroorzaakt veroorzaakt veroorzaakt veroorzaken veroorzaken veroorzaken
Verlede tyd (o.v.t.) veroorzaakte veroorzaakte veroorzaakte veroorzaakte veroorzaakte veroorzaakten veroorzaakten veroorzaakten
Toekomende tyd (o.t.t.t.) zal veroorzaken zult/zal veroorzaken zult/zal veroorzaken zult veroorzaken zal veroorzaken zullen veroorzaken zullen veroorzaken zullen veroorzaken
Voorwaardelik (o.v.t.t.) zou veroorzaken zou veroorzaken zou(dt) veroorzaken zoudt veroorzaken zou veroorzaken zouden veroorzaken zouden veroorzaken zouden veroorzaken
Voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
teenwoordig (v.t.t.) heb veroorzaakt hebt veroorzaakt hebt/heeft veroorzaakt hebt veroorzaakt heeft veroorzaakt hebben veroorzaakt hebben veroorzaakt hebben veroorzaakt
verlede (v.v.t.) had veroorzaakt had veroorzaakt had veroorzaakt hadt veroorzaakt had veroorzaakt hadden veroorzaakt hadden veroorzaakt hadden veroorzaakt
toekomend (v.t.t.t.) zal veroorzaakt hebben zal/zult veroorzaakt hebben zult/zal veroorzaakt hebben zult veroorzaakt hebben zal veroorzaakt hebben zullen veroorzaakt hebben zullen veroorzaakt hebben zullen veroorzaakt hebben
voorwaardelik (v.v.t.t.) zou veroorzaakt hebben zou veroorzaakt hebben zou/zoudt veroorzaakt hebben zoudt veroorzaakt hebben zou veroorzaakt hebben zouden veroorzaakt hebben zouden veroorzaakt hebben zouden veroorzaakt hebben
Onpersoonlijke lydende vorm veroorzaakt worden
Onvoltooid Voltooid
Teenwoordige tyd er wordt veroorzaakt er is veroorzaakt
Verlede tyd er werd veroorzaakt er was veroorzaakt
Toekomende tyd er zal veroorzaakt worden er zal veroorzaakt zijn
Voorwaardelik er zou veroorzaakt worden er zou veroorzaakt zijn
Lydende vorm veroorzaakt worden
Onbepaalde wys kort lank
Onvoltooid Teenwoordig veroorzaakt worden veroorzaakt te worden
Toekomend veroorzaakt zullen worden veroorzaakt te zullen worden
Voltooid Teenwoordig veroorzaakt zijn veroorzaakt te zijn
Toekomend veroorzaakt zullen zijn veroorzaakt te zullen zijn
Enkelvoud Meervoud
Onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
Teenwoordig (o.t.t.) wordt veroorzaakt worden veroorzaakt
Verlede (o.v.t.) werd veroorzaakt werden veroorzaakt
Toekomend (o.t.t.t.) zal veroorzaakt worden zullen veroorzaakt worden
Voorwaardelik (o.v.t.t.) zou veroorzaakt worden zouden veroorzaakt worden
Voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
Teenwoordig (v.t.t.) is veroorzaakt zijn veroorzaakt
Verlede (v.v.t.) was veroorzaakt waren veroorzaakt
Toekomend (v.t.t.t.) zal veroorzaakt zijn zullen veroorzaakt zijn
Voorwaardelik (v.v.t.t.) zou veroorzaakt zijn zouden veroorzaakt zijn