bouwen

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Nederlands (nl)

Uitspraak

Hulp:IPA: [ˈbɑu̯ə(n)]
   
(lêer)
Stamtye
bouwen bouwde gebouwd  
Tydvorme
Persoon Teenwoordige Tyd Verlede Tyd
ik bouw bouwde
jij, u bouwt
hij, zij, het bouwt
wij, jullie, zij bouwen bouwden
Gebiedende Wys Voltooide deelwoord Onvoltooide deelwoord
bouw gebouwd bouwend
 

Werkwoord

    Betekenisse

Bou

    Eienskappe

Oorganklike werkwoord.
Hulpwerkwoorde Bedrywend Lydend
Onvoltooid worden
Voltooid hebben zijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -de.