Gaan na inhoud

fridel

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief fridel fridels
Genitief fridela fridelas
Datief fridele frideles
Akkusatief frideli fridelis
Vokatief o fridel o fridels
IPA: [friˈdel], meervoud: [friˈdels]
Vrydag

    Sinonieme

(verouder:) mälüdel, flidel