Gaan na inhoud

perjantai

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Selfstandige naamwoord
Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief perjantaiperjantait
Genitief perjantainperjantaiden, perjantaitten
Akkusatief perjantai(n)perjantait
Partitief perjantaitaperjantaita
Essief perjantainaperjantaina
Translatief perjantaiksiperjantaiksi
Inessief perjantaissaperjantaissa
Elatief perjantaistaperjantaista
Illatief perjantaihinperjantaihin
Adessief perjantaillaperjantailla
Ablatief perjantailtaperjantailta
Allatief perjantailleperjantaille
Abessief perjantaittaperjantaitta
Komitatief perjantaineni
Instruktief perjantainperjantain
Met besitlike agtervoegsels
1. persoon enkelvoud perjantaini
2. persoon enkelvoud perjantaisi
3. persoon enkelvoud perjantainsa
1. persoon meervoud perjantaimme
2. persoon meervoud perjantainne
3. persoon meervoud perjantainsa
IPA: [ˈpɛrjɑntɑɪ̯], meervoud: [ˈpɛrjɑntɑɪ̯t]
Vrydag