Gaan na inhoud

боснийка

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief боснийка
bosnijka
боснийки
bosnijki
Genitief боснийки
bosnijki
босниек
bosnijek
Datief боснийке
bosnijke
боснийкам
bosnijkam
Akkusatief боснийку
bosnijku
босниек
bosnijek
Instrumentaal боснийкой,
боснийкою
bosnijkoj,
bosnijkoju
боснийками
bosnijkami
Prepositief боснийке
bosnijke
боснийках
bosnijkach
IPA:
[bʌsˈnʲijkə], genitief: [bʌsˈnʲijkʲi], datief: [bʌsˈnʲijkʲɛ], akkusatief: [bʌsˈnʲijku], instrumentaal: [bʌsˈnʲijkəj, bʌsˈnʲijkəju]; meervoud: [bʌsˈnʲijkʲi], genitief: [bʌsˈnʲijɪk], datief: [bʌsˈnʲijkəm], instrumentaal: [bʌsˈnʲijkəmʲi], prepositief: [bʌsˈnʲijkəx]
Slavistiek: bosnijka, meervoud: bosnijki
ISO 9: bosnijka, meervoud: bosnijki
Library of Congress: bosniĭka, meervoud: bosniĭki
GOST: bosnijka, meervoud: bosnijki
bosnijka, meervoud: bosnijki
боснійка, genitief: боснійки, datief: боснійкѣ, akkusatief: боснійку, instrumentaal: боснійкой, боснійкою, prepositief: боснійкѣ; meervoud: боснійки, genitief: босніекъ, datief: боснійкамъ, akkusatief: босніекъ, instrumentaal: боснійками, prepositief: боснійкахъ
Bosniese

    Sinonieme

боснячка