Gaan na inhoud

schaar

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord schaar v/m scharen 
Verkleinwoord schaartje schaartjes
Hulp:IPA: [sχar]
   
(lêer)
  1. (gereedskap) Skêr
  2. (anatomie) Voorste ledemate van krappe
  3. Menigte
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord schaar o scharen
  1. steil helling
  2. dyk wat aan diep water grens
  3. diep water, trog
  1. eerste persoon enkelvoud teenwoordige tyd van scharen
  2. (by inversie) tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van scharen
  3. gebiedende wys van scharen
1.: Ik schaar.
2.: Schaar je?
3.: Schaar!