Gaan na inhoud

białka

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief białka białczi
Genitief białczi białków
Datief białce białkóm
Akkusatief białkã białczi
Vokatief białkò białczi
Instrumentaal białką białkama
Lokatief białce białkach
IPA: enkelvoud: nominatief: [ˈbʲawka], genitief: [ˈbʲawtɕi], datief: [ˈbʲawʦɛ], akkusatief: [ˈbʲawkã], vokatief: [ˈbʲawkwɛ], instrumentaal: [ˈbʲawkɔ̃]; meervoud: nominatief: [ˈbʲawtɕi], genitief: [ˈbʲawkof], datief: [ˈbʲawkom], instrumentaal: [ˈbʲawkama], lokatief: [ˈbʲawkax]
  1. Vrou
  2. Eggenote

    Sinonieme

slëbnô