Gaan na inhoud

Aprilis

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Byvoeglike naamwoord
Stellend Enkelvoud Meervoud
Manlik   Aprīlis     Aprīlēs  
Vroulik   Aprīlis     Aprīlēs  
Onsydig   Aprīle     Aprīlia  
Bywoord
   ter  
Verdere verbuigings: Aprilis (verbuiging)
IPA:
klassieke Latyn: [aˈpriːlɪs], onsydig: [aˈpriːlɛ]; meervoud: [aˈpriːleːs], onsydig: [aˈpriːlija]
Afrikaanse Kerklatyn: [ɑˈpriləs], onsydig: [ɑˈprilə]; meervoud: [ɑˈprileːs], onsydig: [ɑˈprilijɑ]
Italiaanse Kerklatyn: [aˈpriːlis], onsydig: [aˈpriːle]; meervoud: [aˈpriːles], onsydig: [aˈpriːlia]
Van, betreffende, behorende tot, eie aan die maand April.
Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief Aprīlis m Aprīlēs
Genitief Aprīlis Aprīlium
Datief Aprīlī Aprīlibus
Akkusatief Aprīlem Aprīlēs
Vokatief Aprīlis Aprīlēs
Ablatief Aprīlī Aprīlibus
IPA:
klassieke Latyn: [aˈpriːlɪs], datief: [aˈpriːliː], akkusatief: [aˈpriːlɛ̃(m)]; meervoud: [aˈpriːleːs], genitief: [aˈpriːlijʊ̃(m)], datief: [aˈpriːlɪbʊs]
Afrikaanse Kerklatyn: [ɑˈpriləs], datief: [ɑˈprili], akkusatief: [ɑˈprilem]; meervoud: [ɑˈprileːs], genitief: [ɑˈprilijœm], datief: [ɑˈprilibœs]
Italiaanse Kerklatyn: [aˈpriːlis], datief: [aˈpriːli], akkusatief: [aˈpriːlem]; meervoud: [aˈpriːles], genitief: [aˈpriːlium], ablatief: [aˈpriːlibus]
April