Gaan na inhoud

glimlachen

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Stamtye
glimlachenglimlachtegeglimlacht  
Tydvorme
PersoonTeenwoordige TydVerlede Tyd
ikglimlachglimlachte
jij, uglimlacht
hij, zij, hetglimlacht
wij, jullie, zijglimlachenglimlachten
Gebiedende WysVoltooide deelwoordOnvoltooide deelwoord
glimlachgeglimlachtglimlachend
 
Hulp:IPA: [ˈɣlɪm.lɑ.χə(n)]
   
(lêer)
glim•la•chen
Glimlag
«Er werd even door haar geglimlacht
Sy het effens geglimlag.

    Eienskappe

Inergatiewe werkwoord.
HulpwerkwoordeBedrywendOnpersoonlik lydend
Onvoltooidworden
Voltooidhebbenzijn

Die voltooide deelwoord kan nie attributief gebruik word nie.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -te.
Meervoud van ☞ glimlach.