Gaan na inhoud

zaag

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord zaag v/m zagen 
Verkleinwoord zaagje zaagjes
(gereedskap) Saag

    Eienskappe

Geskiedkundig vroulik; vandag ook manlik. Telbaar.
gereedschap

    Hiponieme

figuurzaag, kettingzaag
  1. eerste persoon enkelvoud teenwoordige tyd van zagen
  2. (by inversie) tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van zagen
  3. gebiedende wys van zagen
1.: Ik zaag.
2.: Zaag je?
3.: Zaag!

    Uitspraak   

Hulp:IPA: [zaχ]
(lêer)